Om ergens naar toe te gaan kon een Romein in de Keizertijd niet met moderne middelen reizen zoals wij dat doen, bijvoorbeeld met een auto of vliegtuig. 

Te voet ergens heen lopen leek toch het makkelijkst omdat dat op ieder terrein kan.

De Keizertijd betekende een tijd van intensieve verbeteren.    

Bij het reizen in de bergen moest er worden overgeschakeld op lastdieren, omdat er nog niet overal in het Romeinse rijk wegen waren.

Het reizen via water kon in de Keizertijd ook steeds sneller.

Door de technologische vooruitgang was het mogelijk om steeds grotere afstanden in steeds minder tijd te halen.

Volgens Plinius de Oudere bestond er een plant die, wanneer er zeilen van gemaakt werden, Noord-Afrika en Italië wel heel dicht bij elkaar brachten: binnen twee dagen kon men de straat van Gibraltar bereiken.

Een andere interessante passage van Plutarchus die de ontwikkeling van de scheepvaart in de Keizertijd fantastisch illustreert, is die van Cato, de staatsman die ageerde tegen het gevaar van de Carthagers.

Hij liet de senaat een vijg zien.

“De senatoren bewonderden de grootte en schoonheid van de vrucht, waarop hij zei dat het land dat deze vrucht voortbracht slechts drie dagen varen van Rome verwijderd was.”

Lijndiensten bestonden echter nog niet in de scheepvaart. De echt rijken konden varen op een luxueus schip met hutten om in te ontspannen en in rond te lopen, anderen moesten genoegen nemen met een plekje in de laadruimte van een vrachtschip dat dezelfde kant op ging. De wereld van de Romein werd in de Keizertijd dus groter dan ooit, wat het reizen voor het plezier bevorderd moet hebben.

“De senatoren bewonderden de grootte en schoonheid van de vrucht, waarop hij zei dat het land dat deze vrucht voortbracht slechts drie dagen varen van Rome verwijderd was.”


Maak jouw eigen website met JouwWeb